Vannacht had ik meerdere dromen achter elkaar, die een beetje in elkaar over liepen. Het begon met mijn zoon.
Hij zat naast me op de bank en maakte geluiden. De geluiden leken op klanken. We oefenden en oefenden. Uren, dagen, wekenlang zaten we op de bank naast elkaar. De klanken werden woorden en toen sprak hij. Hij sprak hele zinnen en ik zei tegen hem: "Nu moet je ook tegen andere mensen gaan praten. Ik zal altijd in je leven zijn, maar ik zit niet altijd naast je op de bank. Soms zitten er ook andere mensen naast je op de bank die voor je gaan zorgen. Daar moet je ook mee kunnen praten." Hij zei dat dat geen probleem was. Hij was ineens een stuk ouder. Hij was geen kind meer, maar een jongeman. Ik stond op en liep weg.
Ik ging naar buiten en ontmoette twee van mijn vrienden. We gingen op vakantie en verbleven in een hotel. Het was een kloosterhotel. Op de gang zag ik een wegwijzer naar een zaal met een tentoonstelling van tapijten. Ik wilde er naartoe! Mijn vrienden waren een beetje aan het keten, maar ik wilde serieus graag naar die tentoonstelling toe. We volgden de wegwijzer en openden een deur naar een enorme zaal. De zaal was te groot en te donker om het einde ervan te zien. In het midden van de oneindige zee van duisternis was een stuk van de zaal helder verlicht met schijnwerpers. De vloer helde naar boven, zodat je van een afstand kon zien dat alle tapijten samen één groot tapijt vormden. Er stonden monniken langs de tapijten. "Deze tapijten hebben we gelegd in stilte, in gebed," zeiden ze in mijn hoofd. Ik zag dat de tapijten een verzameling waren van kleine, gekleurde kiezels. Ik herinnerde me dat boeddhistische monniken op deze manier ook mandala's leggen, meditatief. Ik werd uitgenodigd om de tapijten te betreden. Ik trok mijn schoenen uit en begon over de kiezels te lopen. Het deed me pijn, maar ik had al snel door dat ik voorzichtig en langzaam moest lopen, met concentratie, en dat het dan geen pijn deed. Ik liep totdat ik aan de andere kant van het verlichte stuk terecht kwam. Daar liep ik de duisternis in. Mijn vrienden liet ik achter.
Aan de andere kant van de duisternis kwam ik weer buiten. Maar het was een ander soort buiten dan normaal. De duisternis was een portaal naar een digitale wereld en ik bevond me in een soort second life. Daar had ik een ander leven, zonder kind en zonder man, maar ik zal daar verder niet teveel over opschrijven, want dat is weer een heel verhaal. Mijn dromen duurden jaren afgelopen nacht.