Vannacht droomde dat ik op mijn werk was, maar i.p.v. mijn mailbox en schrijfwerk, zag ik een spel op het scherm. Het scherm was heel groot, besloeg een halve wand. Mijn nieuwe collega Leon kwam binnen en ging meespelen. Ik dacht: "Dit is niet goed hoor, we verliezen straks onze baan. En Leon denk nu dat dit de normale gang van zaken is, want hij is nieuw en weet niet beter."
Ik liep naar mijn auto, deed de klep open en legde wat boodschappen achterin. Toen ik de klep weer dichtsloeg en naar het portier liep, was ik ineens mijn auto kwijt. Voor me stond een andere auto, niet de mijne. Ik keek rond, zocht mijn auto. Na een tijdje zoeken vond ik mijn auto terug, maar hij stond heel erg anders, langs de weg, en men had de auto geschilderd. Hij was niet wit meer, maar goudbruin. Ik kon hem niet meenemen, want ik had geen sleutel meer.
Dus ik trok de helft van het carrosserie af en nam deze mee naar onze 'familiegarage'. In de garage klaagde ik dat men mijn auto had gestolen en geverfd. Of mijn familie me kon helpen met de auto weer eigen te maken. Ondertussen maakte ik me zorgen over de andere helft van de auto, die nog langs de weg stond. Mijn familie drukte me op het hart dat ze me zouden helpen, maar dat we eerst een spelletjesavond moesten houden.
Bij mijn tante thuis was alles behangen met glanzend vliesbehang, ook de plafonds. Aan de hele grote tafel zat mijn totale familie. Iedereen keek verveeld. Mijn tante had een heel stom en saai spel bedacht dat niemand wilde spelen. Maar iedereen was te beleefd om er iets van te zeggen.