Omdat ik gisteren de documentaire over Jean-Michel Basquiat had gekeken, ging mijn eerste droom daar ook over. Ik was helemaal in de beeldtaal van die schilderijen aan het dromen en ik dacht aan al die onderwerpen waar Basquiat over schilderde: popcultuur, de zwarte geschiedenis, straatcultuur, anatomie enz. Ik vroeg me af: weet ik hoe de milt eruit ziet? Hoe teken ik een ruggegraat? En het voelde allemaal heel druk en snel en alsof de kleuren ook een frequentie hadden.
In mijn tweede droom was ik op vakantie met mijn zoon en mijn ouders en nog wat mensen, 'familie' in het algemeen denk ik. Het begon te schemeren, maar in de verte zag ik een zwarte sluier door de lucht trekken. Ik tuurde om te zien wat het was. Ik herkende er grote objecten in, zoals auto's, een graafmachine en zelfs een complete trein. Het zag eruit alsof ze vanaf grote afstand door de lucht gesmeten werden door een ongekende kracht. Ik onderscheidde ook de silhouetten van mensen die uit de voertuigen vlogen en te pletter vielen op de grond.
Ik hoorde hoe de zwarte sluier ons naderde, suizend en schrapend. Hij kwam met grote snelheid dichtbij en het geluid werd oorverdovend. Brokstukken van voertuigen en gebouwen landden vlakbij ons vakantiehuis. Ledematen vlogen langs. Ik riep: "We gaan NU allemaal onder de tafel zitten!" omdat ik wist dat het huis eraan zou gaan. Ik kroop onder de tafel en probeerde mijn zoon bij me te houden, maar dat lukte niet. Hij wurmde zich los en sprong in het zwembad.
Misschien moet ik het maar opgeven. Dacht ik bij mezelf. Hier is geen ontsnappen aan.
Later werd ik een man. Ik was met mijn moeder (niet mijn echte moeder) in een ander huis. Het was heel groot. Buiten liepen wezens, uitziend als mannen in het zwart, maar dan met langere benen en snavelachtige gezichten en klauwen. Ik moest doen alsof ze niet eng waren en alsof we niet bang waren. Alsof ze ons pas zouden aanvallen op het moment dat we angst lieten zien, of als we lieten merken dat wij anders waren dan zij. "Mam," zei ik "Loop rustig. Blijf kalm. Maar doe alle ramen en deuren op slot."
Ik liep voor haar uit naar de andere kamers om de ramen en deuren op slot te doen. Maar het waren er veel te veel. Er kwam maar geen einde aan alle deuren en ramen en buiten zag ik de wezens steeds dichterbij komen. Weer dacht ik bij mezelf: Ik geef het maar gewoon op. Ik me beter bij hen aansluiten.
Ik klom op het dak van het gebouw. De zon scheen, het was een prachtige dag. Ik liet me langzaam naar beneden vallen, het water in.