Ik droomde dat ik naar de zolder gestuurd werd om mezelf dingen te herinneren. Ik was er bang van. Ik heb in mijn leven veel nachtmerries gehad over zolders, dus ik wilde niet...
De zolder was in eerste instantie te nauw, te laag, benauwd, moeilijk. Maar ik wurmde me tussen smalle openingen en over bergen rommel en vond mijn herinneringen, in een schoenendoos. Ik was trots op mijn herinneringen. Ik logeerde tussen de rommel. 's Nachts liepen er andere mensen rond, op zoek naar eten en spullen. Er waren schaduwen op de muren.
De dag erna kwam ik in een volgende ruimte, met andere mensen. Iedereen kreeg zijn eigen opdracht. Alle opdrachten moesten beangstigend zijn voor degene die hem moest uitvoeren. Horror-opdrachten. Ik fakete dat ik bang was, in de hoop dat ze rustig aan met me zouden doen. Uiteindelijk voltooide ik de opdracht zonder echt bang te zijn, want ik had mijn angsten niet onder ogen gekregen. Elke keer dat mijn grootste angsten aan me gepresenteerd werden, keek ik weg of werd ik blind. Er was veel groen en blauw en ik hoorde de muziek uit de juwelendoos van mijn oma: een gepingelde versie van 'Die blaue Donau'.
Toen kwam ik in een ruimte die het verst achterin de zolder lag. Deze ruimte was het grootst, wit, leeg op wat tafels en stoelen na. Er zaten ramen in de ruimte en eindelijk zag ik weer daglicht. Ik ging bij het raam zitten. Naast mij zaten twee van mijn collega's, met hun armen over elkaar. Ik keek naar buiten en zei: "Ik zou hier voor eeuwig kunnen blijven. Wat is het fijn hier." We keken uit op gras en een sportveld, in de verte een akker met een sloot en riet.