Dit is heel lastig. Ik denk dat je met "de kennis van nu" een bepaalde artiest kan cancellen, maar wat hij/zij gemaakt heeft, minder of niet. En daarbij moeten we niet vergeten dat mensen niet onfeilbaar zijn. Natuurlijk moet je de grens trekken bij echt grove misdrijven, maar wie is er perfect in zijn leven? Wie heeft nooit iemand pijn gedaan, last bezorgd, gekwetst? Als ik bijvoorbeeld nu zou horen dat Rembrandt een kwade dronk had en een huistiran was, kan ik dat echt los zien van zijn meesterwerken. Ik kan daar nog naar kijken, zonder aan de persoon Rembrandt te denken of daar in geïnteresseerd te zijn. Wat dat betreft ben ik het eens met de dichter J.C. Bloem die stelde dat je 'vorm en vent' moet kunnen scheiden.
Even wat uitleg over dat standpunt, voor de geïnteresseerden en omdat ik denk dat het bijdraagt aan de discussie:
Wikipedia:
Vorm of vent is de discussie die met name in Nederland tussen de twee wereldoorlogen werd gevoerd over het belang van hetzij het literaire werk als losstaand gegeven (vorm), dan wel de totale inzet van de persoonlijkheid (vent), oftewel de vermeende tegenstelling tussen stijl en persoon van de schrijver. Tijdens het interbellum was het niet ongebruikelijk om kunstwerken en literaire werken te beoordelen op hun intentie of maatschappelijk standpunt.
De voornaamste aanhangers van het vent-standpunt waren E. du Perron en Menno ter Braak, die dit standpunt met veel verve verdedigden, onder meer in hun tijdschrift Forum. Zij richtten zich met name tegen wat zij ervoeren als het slappe humanisme met bijbehorende hoogdravendheid van Dirk Coster en de vormcultus van dichters en critici als Martinus Nijhoff en D.A.M. Binnendijk. Tegen deze laatste schreef Ter Braak het beroemd geworden artikel 'Prisma of dogma', waardoor de vorm-of-ventdiscussie ook wel de prismadiscussie werd genoemd. Als belangrijkste woordvoerder zette Ter Braak zich met name af tegen de zogenoemde sierpoëzie van dichters als J.H. Leopold en Jan Engelman, die er alleen maar zou zijn om te versieren en dus zou ontaarden in gewichtige inhoudsloosheid.
Aan de andere kant van het spectrum stonden dichters zoals de al genoemde Martinus Nijhoff, Hendrik Marsman en Paul van Ostaijen, die duidelijk het standpunt van de vorm innamen. Sommigen gingen hierin zelfs zover dat zij stelden dat een gedicht moest worden gezien als een bloem, een gewas losgekomen van de grond waarin het ontstaan is.
Dwars door deze discussie heen liep de discussie in hoeverre levensbeschouwelijke standpunten een voorwaarde vormen voor goede kunst en literatuur. De meeste betrokkenen namen dan ook een wat genuanceerder standpunt in.