Mijn poging π
Ze schrikt wakker van het snerpende geluid van de deurbel, haar peignoir is in haar slaap wat open geschoven, waardoor een stukje van haar blote borst zichtbaar is. Met haar kromme vingers schuift ze de versleten stof weer op de juiste plek. Ze plaatst haar handen op de armleuningen en als ze zichzelf omhoog duwt laat ze een harde wind. Haar neus kreukelt omhoog van de geur die zich nu door de kamer verspreidt.
Er wordt nog een keer op de bel gedrukt, nu heel lang en er wordt ook op de deur gebonkt. Met kleine pasjes schuifelt ze naar de gangdeur en de angst die ze van binnen voelt komt haar akelig bekend voor. Het gebonk duurt voort en haar ademhaling versnelt als ze probeert vlugger naar de deur te schuifelen. Harder kan ze nu eenmaal niet en ze roept schril naar boven:
"Jan, Jan! Ze komen er aan!"
Ze krijgt geen reactie van Jan. Waar is hij toch? Hij reageert de laatste tijd vaker niet als ze hem nodig heeft. Haar vingers raken de deurklink al aan als ze beseft dat het gebonk en gebel is afgelopen. Zouden ze weg zijn? Of zijn ze gekomen om Jan mee te nemen? Ze doet de deur op een kiertje en ziet nog net een rode laars, gevuld met een kindervoet, achter haar poort verdwijnen. Haar ogen speuren de rest van de straat af. Geen spoor van enge militairen die haar man op komen halen.
Een kreet van vreugde galmt door de brandgang en even later komen twee jochies met een bal voorbij, de jongen met de rode laarzen voorop.
"Sorry mevrouw, we hadden onze bal per ongeluk over uw schutting heen gegooid, maar het is al opgelost, hoor!"
Gillend rennen ze de straat op. Ze glimlacht en sluit de deur zachtjes. Haar Jan is veilig.
Ik schrok wakker van het snerpende geluid van de deurbel, ik merkte dat mijn peignoir in mijn slaap wat open was geschoven, waardoor een stukje van mij blote borst zichtbaar was. Met mijn vingers, die pijn deden vanwege het natte weer, schoof ik de versleten stof weer op de juiste plek. Ik plaatste mijn handen op de armleuningen en toen ik mezelf omhoog duwde liet ik een harde wind. Mijn neus kreukelde als vanzelf omhoog van de geur die zich nu door de kamer verspreiddde.
Er werd nog een keer op de bel gedrukt, dit keer heel lang en er werd ook op de deur gebonkt. Met kleine pasjes schuifelde ik naar de gangdeur en de angst die ik van binnen voelde kwam me akelig bekend voor. Het gebonk duurde voort en mijn ademhaling versnelde toen ik probeerde vlugger naar de deur te schuifelen. Harder kon nu eenmaal niet en ik riep met schrille stem naar boven:
"Jan, Jan! Ze komen er aan!"
Ik kreeg geen reactie van Jan. Waar was hij toch? Hij reageerde de laatste tijd vaker niet als ik hem nodig had. Haar vingers raakten de deurklink al aan toen ze besefte dat het gebonk en gebel was afgelopen. Zouden ze weg zijn? Of waren ze gekomen om Jan mee te nemen? Ik deed de deur op een kiertje en zag nog net een rode laars, gevuld met een kindervoet, achter onze poort verdwijnen. Mijn ogen speurden de rest van de straat af. Geen spoor van enge militairen die haar man op kwamen halen.
Een kreet van vreugde galmde door de brandgang en even later kwamen twee jochies met een bal voorbij, de jongen met de rode laarzen voorop.
"Sorry mevrouw, we hadden onze bal per ongeluk over uw schutting heen gegooid, maar het is al opgelost, hoor!"
Gillend renden ze de straat op. Ik glimlachte en sloot de deur zachtjes. Haar Jan was veilig.
Verleden tijd in de ik vorm, echt, vreselijk! Ik kan dan niet lekker omschrijvend schrijven, want waarom zou ze bijv. opmerken dat ze kromme vingers heeft? Ook vind ik dat het minder lekker loopt, maar wat vinden jullie? Tegenwoordige tijd in de derde persoon is echt mijn ding.