Over het nature-deel van wie we zijn: ik heb altijd de neiging gehad om heel nihilistisch te worden als ik daarover nadacht. Over wie ik was, wat mij mij maakte, over wie we als mensen konden zijn in biologische zin. Omdat we uit puur toeval ontstaan zijn, een resultaat van chaos en willekeur. Een soort machines die die gedachten vormen nádat er door chemische reacties van hormonen signalen naar de hersenen zijn gestuurd.
Onlangs las ik een stuk van een wetenschapsfilosoof die zich boog over de vraag hoe we een betekenisvol leven kunnen leiden in de context van een miljarden jaren oude planeet, in een planetenstelsel temidden van miljarden andere planetenstelsels. Wij, uit toeval ontstane levensvorm met bewustzijn, eenzaam in onze soort in dat immense universum.
Hij schreef dat we onszelf in de andere context moesten zien: opgebouwd uit moleculen waarvan sommige zo oud zijn als de tijd zelf, bestaan we uit alles waaruit het universum bestaat en zijn we 'simpelweg' een verschijningsvorm van dat universum. We zijn als het ware het universum dat naar zichzelf kijkt, zichzelf bestudeert, zichzelf duidt, met zichzelf interacteert.
Die gedachte troost mij vaak. Met die gedachte kan ik vrede sluiten met de zaken waar ik geen invloed op heb en die groter zijn dan ikzelf 🙂 Het is een relativering die mij op spiritueel niveau raakt.