Een algemene voorbeeld wat ik vaak gebruik om het uit te leggen (misschien als eens gedeeld hier):
Stel je een wegennet voor. Zo'n hele drukke met alle wegen kriskras door elkaar. Zoiets:
Dat is je brein, alleen dan dit plaatje keer heel veel.
En middenin dat wegennet valt een bom.
In de eerste instantie natuurlijk complete chaos; auto's weten niet waar ze naartoe moeten, rook overal, niemand komt waar ze moeten zijn en er is Groot Alarm.
De plek van de bom kan niet worden hersteld, maar langzaam aan komen er wel weggetjes omheen, want die auto's willen toch graag hun routes kunnen rijden. In het begin zandweggetjes, later worden die weggetjes wat beter totdat het weer mooie snelwegen zijn.
Trainen zorgt er voor dat je de wegenbouwers instructie geeft; dit vind ik belangrijk, hier moeten de wegenbouwers aan werken.
Soms is de ene route al een snelweg en de andere route nog een zandpaadje, en doe je daarom iets snel terwijl het trage nog aan het komen was (had mijn man een tijdje met Ja, die was makkelijker bereikbaar en kwam dus regelmatig als hij Nee bedoelde).
Soms zat een bepaalde functie in het "bomgebied" en kan het echt niet terug komen. Maar vaak is alleen de weg er naartoe kapot en kan die uiteindelijk dus wel weer bereikt worden.
Uiteindelijk kan je een mooi goed functionerend wegennet terugkrijgen. Maar zelfs als alles heel mooi en goed is, blijven het altijd omwegen. Het zal dus altijd net iets trager gaan en meer energie kosten dan het orginele systeem.