Op naar de Stroke unit. Het blijkt een aparte kamer te zijn waar patiënten 24 tot 48 na een beroerte verblijven. We hebben de beschikking over onze eigen privé-verpleegkundige en het is gezien de herrie daar, klaarblijkelijk niet de bedoeling dat je slaapt. Naast je staat een groot scherm, waarop al je vitale functies in de gaten worden gehouden d.m.v. 20 vastgeplakte snoertjes op je lijf. Bij de minste of geringste afwijking begint het apparaat loeihard te piepen. Verder slaap je met een saturatiemeter op je vinger en een bloeddrukmeter om je arm. Die laatste knelt elk uur je bovenarm af, inclusief een ongelukkig geplaatste infuusnaald. Elk uur schijnen ze met een lamp in je ogen en mag je heel hard in iemands hand knijpen. Oftewel dolle slaappret.
Als ik naar binnen wordt gereden, ligt er al een andere man. Duidelijk veel slechter aan toe dan ik. Zie je wel, denk ik, ze overdrijven met betrekking tot de ernst van mij situatie. De nacht is een ramp. Ik doe geen oog dicht. Er wordt heel vaak in mijn oog geschenen met een lampje. Er wordt veel gepraat over mijn ogen. Vast niet vanwege de mooie groene kleur, gok ik. Wat precies wel weet ik niet goed. Ondertussen lig ik aan twee hartbewakingssystemen. Eén van cardiologie en één van neurologie. Schijnbaar gebruiken ze beiden een ander systeem. Hoe efficiënt denk ik sarcastisch. Inmiddels heb ik al tien keer gehuild en weet inmiddels niet eens meer waarom ik huil. Afgelopen week vertelt de cva-verpleegkundige dat dit een naam heeft, dwanghuilen. Wel ja, ook dat nog.
De volgende middag mag ik naar een normale verpleegafdeling. De twee mannen op mijn zaal, zijn veel zwaarder getroffen. Ik prijs mezelf gelukkig en vind het oprecht zo rot voor hen. Ik mankeer niks. Ik loop misschien wat raar en mijn arm is 10 kilo zwaarder geworden, maar dat is het ook wel. Ik kruip in mijn psychologenrol en probeer mijn kamergenoten zoveel mogelijk van steun te zijn.
Dezelfde middag staat er een fysiotherapeut aan mijn bed. Niks bijkomen of rusten. We gaan revalideren. Ik zie mijzelf lopen in de weerspiegeling van de ruit. Oké dat is best wel even schrikken. Ik loop wijdbeens, slinger alle kanten op, sleep mijn been achter mij aan en zwaai met mijn bovenlijf van voor naar achteren en van links naar rechts. Het lijkt echt nergens op. Ik krijg een kruk in mijn handen voor de balans. Ik begrijp de kruk niet. Ik raak er alleen maar van in de war. Dan een rollator? Deze weiger ik.
Er gebeuren wat rare dingen deze dag. Ik wil gedachtes erover dan nog niet toelaten. Ik probeer de wc door te spoelen door heel hard op het lichtknopje te drukken, gooi mijn lenzen in dezelfde wc-pot, probeer mijn sokken over mijn schoenen aan te trekken en vergeet plotseling hoe ik een pilletje uit mijn hand in mijn mond moet krijgen. Ik staar drie minuten stompzinnig naar het pilletje in mijn hand en het lukt mij niet om mijn hand ook daadwerkelijk te bewegen.
Mijn overbuurman en ik hebben de hele dag dikke pret over mijn disco-avonturen op het toilet en hoe ik probeer te bellen met mijn mobiele hartbewaking. Beetje zelfspot houdt de moed er in. Hij kan er zelf ook wel wat van. Ik heb die nacht nauwelijks geslapen. Logisch dat ik nu gekke dingen doe. Ondertussen huil ik nog een keer of twintig. Dat houdt de stemming er in.