Manque Ik wil graag voorop stellen dat ik ook absoluut niet blij ben met het vvd-beleid van de afgelopen 10 jaar en dat als ik zou moeten kiezen tussen vvd en bij1 ik zonder ook maar een seconde te twijfelen voor bij1 zou gaan. (Sterker nog: vier jaar geleden heb ik heel serieus overwogen om op artikel 1 te stemmen en ook nu is bij1 voor mij echt een serieuze optie.) Toch heb ik geen fijn gevoel bij een aantal dingen die je noemt.
Wat mij vooral steekt is dat je beweert dat er geen scheiding tussen kerk en staat zou zijn. Die is er absoluut wel! Je noemt als voorbeeld gesubsidieerd religieus onderwijs in artikel 23 van de grondwet, maar dat is echt onzin. De enige keer dat het woord godsdienst in artikel 23 genoemd wordt, is als het gaat over openbaar onderwijs, namelijk dat het openbaar onderwijs met eerbiediging van ieders godsdienst of levensovertuiging bij de wet geregeld wordt. (Me dunkt dat je daar achter kunt staan!) Wat wél in artikel 23 geregeld wordt is bijzonder onderwijs. Jij lijkt dat gelijk te scharen met religieus onderwijs, maar dat is niet zo. Deze wet is er de reden van dat er naast openbaar onderwijs allerlei andere vormen van onderwijs zijn: montessori onderwijs, dalton onderwijs, democratisch onderwijs, vrije school onderwijs, enz. Iedereen met een bepaalde levensovertuiging, die gevolgen heeft voor hoe je kinderen opvoedt en onderwijst, mag kijken of er genoeg andere ouders in zijn omgeving zijn met overeenkomstige levensovertuiging om het opzetten van een nieuwe school te rechtvaardigen. Als je genoeg mensen bij elkaar krijgt in een gebied om een bepaald leerlingaantal te bereiken (als je de accreditatie-eisen haalt) dan gaat de overheid je school financiëren. Dat is niet specifiek voor gelovigen. Er is hierin dus geen sprake van onderscheid tussen gelovigen en mensen die niet geloven.
Ik krijg de indruk dat je niet helemaal begrijpt wat de scheiding van kerk en staat inhoudt. De scheiding van kerk en staat houdt in dat er een scheiding is tussen de macht van levensbeschouwelijke en/of religieuze instituties en de bestuurlijke macht van de overheid. Voordat die macht gescheiden was, was er een staatsgodsdienst en bepaalde de staat wat je "moest" geloven. Het gevolg was dat mensen met andere geloven/levensovertuigingen (die zich niet wilden bekeren) vaak tweederangs burgers waren en (in de praktijk) allerlei rechten ontbeerden. De scheiding van kerk en staat en het door jouw genoemde artikel 6 zijn júist in het leven geroepen om mensen de vrijheid te geven om te geloven naar hun geweten (ook als dat betekent dat ze níet geloven!) en minderheden (op basis van overtuiging) te beschermen! Je overtuiging heeft geen gevolgen voor je wettelijke rechten en plichten.