Ik heb een portret van een kind. Mijn hemel.
βJa mam, ik ga even weg!β
Met dat hij dat zegt geef ik zijn broertje een flesje en mompel ik zoiets als βprima, waar ga je naartoe dan?β
βweg, naar buiten. Even lopen mama, okΓ©?β
In de veronderstelling dat de deur op slot zit speel ik het spelletje mee. β okΓ© schat ga jij maar even lopen.β
Hij loopt weg en het is te stil. π€ Ik gooi nog net niet zijn broertje de box in en ren naar buiten.
Is hij al de helft van de straat doorgelopen. πIk roep hem terug en vraag hem waar hij heen wilde.
β Mamaπ€¦πΌββοΈ Gewoon even naar de speeltuin toe. π€·πΌββοΈβ
β Wil je dan op zijn minst voortaan even je regenlaarsjes aan doen?β
Hij kijkt naar zijn voeten... β Ja, op je sokken is best koud.β
Wat heb ik voor kind?!?ππ€£
(daarna heb ik hem wel aangesproken op het weglopen.)