De gewone Nederlander is helemaal niet boos
De gemiddelde Nederlander is veel redelijker (en talrijker) dan ‘het volk’ dat rechts zegt te vertegenwoordigen. Maar hij is ook minder luidruchtig, en wordt dus minder gehoord.
‘De Nederlandse burger’ wordt vaak omschreven als ontevreden, boos en prikkelbaar. Je kunt maar beter niet aan zijn auto komen, want voor je het weet staan de gele hesjes op het Binnenhof. Toch zou maar 10 procent van de Nederlandse automobilisten boos worden als het rekeningrijden zou worden ingevoerd, bleek deze week uit een onderzoek van I&O Research in opdracht van de Volkskrant. Een meerderheid is voor.
Het onderzoek bevestigde andermaal dat de ‘gemiddelde Nederlander’ redelijk en gematigd is. Hij maakt zich zorgen over immigratie, maar vindt ook dat vluchtelingen goed moeten worden behandeld. Hij is misschien kritisch over politici, maar heeft vertrouwen in de democratie en andere maatschappelijke instituties. Hij is bereid om iets voor het klimaat te doen, mits de lasten eerlijk worden verdeeld.
Kortom, hij lijkt eigenlijk helemaal niet op die boze mannen en vrouwen die ‘het volk’ zouden vertegenwoordigen. De afgelopen jaren is heel veel gezegd over de achterban van de PVV en het Forum voor Democratie. Om goede redenen: het rechtse nationalisme heeft al zeker vijftien jaar het politieke initiatief en zal waarschijnlijk goed scoren bij de verkiezingen van dit voorjaar.
Minderheid
‘Toch is er onevenredig veel aandacht voor deze groep’, zegt Peter Kanne, opinie-onderzoeker van I&O Research. In de peilingen staan Wilders en Baudet samen op ruim 20 procent. Dat is veel, maar toch vertegenwoordigen zij slechts een minderheid. Volgens Kanne wordt de onvrede in Nederland sterk overschat. Voor de Kamerverkiezingen van 2017 gingen de onderzoekers van I&O Research voor AD/Tubantia op zoek naar maatschappelijke tegenstellingen. Die bleken veel minder pregnant dan soms wordt aangenomen. Slechts 14 procent van de bevolking was teleurgesteld en voldeed aan het profiel van de ‘boze witte man’ (of vrouw). Een derde was hoopvol, de rest neutraal.
‘Nederland is een gematigd land’, zegt Kanne, ‘gematigder dan de landen om ons heen. Het is een land van polderen en convenanten. Het is rijk, stabiel en heeft een goed functionerende democratie. Het vertrouwen in instituties is relatief hoog. Het is een minderheid die zegt: dat zijn allemaal politiek-correcte praatjes, we worden voor de gek gehouden door het partijkartel.’
Die minderheid doet zich graag voor als ‘het volk’ en laat op luidruchtige wijze van zich horen. Vooral sociale media werken erg vertekenend, zegt Kanne: ‘Twitter is een kamer waar ooit een goed gesprek werd gevoerd. Maar alle gematigde mensen hebben de kamer verlaten en nu staan alleen de extremen tegen elkaar te schreeuwen.’
Ondergesneeuwd
In dit verbale geweld raakt de redelijke Nederlander, de man of vrouw uit het milde midden, al snel ondergesneeuwd. Hij laat minder van zich horen, is genuanceerd en weet soms niet zo goed wat hij van bepaalde dingen moet vinden. Inzake de vluchtelingenkwestie werd zijn houding mooi getypeerd door onderzoeker Paul Dekker van het Sociaal en Cultureel Planbureau. ‘Veel Nederlanders zeggen: je moet die mensen toch helpen, maar anderzijds willen we ook niet dat er te veel vluchtelingen naar Nederland komen. Ze vinden het een heel ingewikkeld probleem en ze klagen ook over de druk van sociale media om partij te kiezen in dit debat.’ Het is geen opstelling waarmee je op Twitter uit de voeten kunt.
In tal van onderzoeken kwam het Sociaal en Cultureel Planbureau tot de conclusie dat het nogal meevalt met ‘de onvrede’. Ook de cijfers van I&O Research laten een gematigd beeld zien. In 2015, vlak na het hoogtepunt van de vluchtelingencrisis, peilde I&O Research de bereidheid om een asielzoekerscentrum in de eigen gemeente te accepteren: 42 procent was daartoe bereid, nog eens 29 procent was bereid onder voorwaarden. 21 procent zei hoe dan ook nee. Onlangs bleek het aantal voorstanders van een Nexit, een Nederlandse uittrede uit de Europese Unie, te zijn verminderd, mede door het geklungel rond de Brexit. 72 procent van de Nederlanders wil in de EU blijven.
Taboes
De Nederlander is redelijk en bereid te veranderen. Daarom is de overheid in staat om politieke taboes te doorbreken, veel meer dan in een land als Frankrijk. Dat gebeurde in het verleden met de verhoging van de pensioenleeftijd en de verlaging van de hypotheekrente-aftrek. Er werd jarenlang tegenaan gehikt, maar uiteindelijk werden deze ingrijpende veranderingen vrij gemakkelijk geaccepteerd.
Zo kunnen opnieuw taboes worden doorbroken, zoals rekeningrijden of maatregelen ten gunste van het klimaat. ‘Niemand wil dat de benzinemotor wordt verboden’, zegt Peter Kanne. ‘Maar als je vraagt: moet de overheid op termijn elektrisch rijden afdwingen, dan is 50 tot 60 procent voor.’ Daarnaast groeit de bereidheid om minder vlees te eten. ‘Een paar jaar geleden waren de meeste mensen zich niet eens bewust van het verband tussen vlees en CO2-uitstoot’, zegt Kanne.
‘Langzaam maar zeker worden burgers rijp voor maatregelen. Het draagvlak groeit. Nu moet de overheid doorkomen. Politici zijn bang voor de kiezers, maar de kiezers zitten juist te wachten op een duwtje van de politici’, aldus Kanne. Volgens de cijfers van I&O Research vindt twee derde van de burgers dat de overheid meer moet doen voor het klimaat. Wel neemt de polarisatie toe: het percentage burgers dat vindt dat de overheid juist minder moet doen, is toegenomen van 6 naar 13.
Karikatuur
De klimaatdiscussie wordt vaak in karikaturale termen gevoerd: een witte wijn ‘sippende’, Tesla-rijdende elite uit Amsterdam zou de gewone Nederlander uit zijn auto willen jagen, een peperdure warmtepomp opdringen en tot overmaat van ramp zelfs zijn gehaktbal willen afpakken. Daarom is het zo belangrijk om de lasten eerlijk te delen, ook bij het rekeningrijden.
Kanne: ‘De overheid moet iets doen voor de ongeveer 6 procent van de automobilisten die geen alternatieven heeft en waarschijnlijk veel meer moet gaan betalen. Werklui die met busjes op pad gaan, mensen die in winkels staan en niet met het openbaar vervoer kunnen. Je moet ervoor zorgen dat Elsevier en Thierry Baudet niet met deze mensen aan de haal gaan.’
Het doorbreken van politieke taboes wordt op dit moment niet zo zeer tegengehouden door de publieke opinie, als wel door de politieke constellatie van dit moment. ‘Bij al die controversiële onderwerpen – kinderpardon, rekeningrijden, klimaat, migratie – dreigen CDA en VVD kiezers te verliezen aan de PVV en de FvD. En ze zullen er maar heel weinig kiezers van andere partijen mee terug winnen. Dat maakt het nemen van maatregelen moeilijk, want CDA en VVD bevinden zich op sleutelposities’, zegt Kanne. Bij het kinderpardon ging het CDA overstag, op een manier die aantoonde dat Nederland ingewikkelder in elkaar zit dan soms wordt voorgesteld. De ommezwaai werd niet afgedwongen door een grachtengordelelite, maar door sociaal bewogen christenen uit provincieplaatsen als Meppel.
Volgzaam
De cijfers van I&O Research lijken geruststellend voor het midden, net als die van het SCP. De flanken zijn misschien gegroeid, maar er is nog altijd een groot en redelijk centrum. Het milde midden heeft echter een zwakte. Het is passief en volgzaam. Maatschappelijke veranderingen komen nooit vanuit het midden tot stand. Het is interessant om terug te kijken naar die vorige periode van polarisatie, de jaren zestig en zeventig. De ‘culturele revolutie’ van die tijd werd niet in gang gezet door de brave NCRV-leden die destijds de ruggegraat van de samenleving vormden. Blijkens een opiniepeiling uit 1966 vond 82 procent van de Nederlanders dat de politie harder moest optreden tegen Provo’s en andere oproerkraaiers. Daarnaast vond 71 procent de Provo’s ‘werkschuw’, terwijl 58 procent ze als ‘herrieschoppers’ bestempelde. Kortom, het milde midden stond pal achter ‘de regenten’, de gevestigde orde. Niettemin was Nederland een paar jaar later ingrijpend veranderd, onder druk van Provo en andere protestbewegingen.
Het ‘establishment’ ving het protest destijds op door wat ‘verend meebewegen’ werd genoemd: concessies doen, zodat de maatschappelijke orde in grote lijnen intact bleef. ‘Dat zie je nu ook weer gebeuren’, zegt James Kennedy, historicus aan de Universiteit Utrecht en auteur van Nieuw Babylon in aanbouw, het standaardwerk over de jaren zestig. ‘Wie verdedigt het multiculturalisme nog? Misschien een heel klein deel van GroenLinks en D66.’ Ook de gevestigde partijen spreken over migranten op een manier die twintig jaar geleden als xenofoob of racistisch zou zijn beschouwd.
Er is echter een groot verschil tussen de jaren zestig en nu, zegt Kennedy. De middenpartijen zijn oneindig veel zwakker geworden. Destijds hadden de confessionele partijen (KVP, CHU en ARP die in 1980 zouden opgaan in het CDA) het ook moeilijk. Niettemin werd het parlement gedomineerd door drie grote machtsblokken – PvdA, confessionelen en VVD – die diep geworteld waren in de samenleving, gelieerd aan vakbonden, kerken, omroepverenigingen en andere maatschappelijke organisaties. ‘Die partijen waren brede coalities, de matiging zat in hun dna’, zegt Kennedy.
Versnipperd
Het is een hele wereld die verdwenen is. Het huidige centrum is versnipperd, waardoor het steeds moeilijker wordt een kabinet te vormen. Het vorige kabinet was een onwaarschijnlijke combinatie van twee tegenstanders, het huidige bestaat uit vier partijen die slechts 76 zetels hebben. Bovendien zijn die partijen hun wortels in de samenleving grotendeels kwijtgeraakt. Ze zijn kwetsbaar geworden voor electorale schommelingen, omdat zwevende kiezers gemakkelijk overstappen. ‘Het is moeilijker geworden om compromissen te sluiten. Partijleiders krijgen minder ruimte van hun achterban dan vroeger’, zegt Kennedy.
‘Ik geloof zeker dat de gemiddelde Nederlander heel redelijk is. Maar hetzelfde zie je in de Verenigde Staten. Uit opiniepeilingen blijkt dat de meeste Amerikanen gematigde standpunten hebben over immigratie of wapenbezit. De vraag is echter: vindt die matiging haar weg in het politieke bestel? In Nederland komt de politieke energie van rechts en ligt de instabiliteit in het midden.’
Opinie-onderzoeker Peter Kanne van I&O Research is optimistischer. Nederland is een redelijk en gematigd land, blijkt uit al zijn gegevens. ‘Op het gebied van klimaat geloof ik dat we voor een tipping point zitten. Maatregelen zullen uiteindelijk geaccepteerd worden. Maar dan moeten politici wel leiderschap tonen. Wat ik jammer vind, is dat CDA en VVD meegaan in de angstbeelden die door de flanken worden opgeroepen. Kom met oplossingen, als je weet wat er moet gebeuren. Premier Rutte zei dat hij het duurzaamste kabinet ooit zou gaan leiden, maar durf dan ook maatregelen te nemen.’
https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/de-gewone-nederlander-is-helemaal-niet-boosb7cc3ae5/