Sevenof9 Op den duur ga je een kind leren dat het verschil tussen realiteit en fictie/fantasie waarneembaar is met zintuigen. Later in je leven leer je (meestal) dat het niet alleen afhangt van jouw eigen zintuigen, maar ook van die van anderen. Als jij in je eentje iets ziet, ruikt, hoort, dat anderen niet zien, ruiken horen, is dat reden om het e.e.a. te onderzoeken, toch? Op den duur snapt iemand ook dat je voor sommige waarnemingen instrumenten nodig hebt zoals microscopen of telescopen, microfoons etc. En als het goed is leert een kind ook dat sommige waarnemingen wel individueel zijn, zoals een lichamelijke reactie op een emotie. Die voel je niet per se op hetzelfde moment als iemand anders, terwijl je wel tegelijk met een ander ziet of het licht of donker is (tenzij er dus iets mis is met je waarneming vanwege een beperking of een stoornis).
Wat daar niet in past is religie, tenzij je dat ook uitsluitend duidt als een soort emotionele, individuele beleving, maar die nuance is wel héél lastig uit te leggen aan een jong kind. Zeker als er dan ineens wel een heel tastbaar boek aan gehangen wordt, of een hele set regels die ineens niet meer individueel zijn, maar als universeel geldend worden gepresenteerd.
Als je je kind dus leert om het onderscheid te maken tussen realiteit, fantasie en individuele beleving, maar je wil ook het bestaan van een god of andere niet-zintuigelijk waarneembare of meetbare entiteit erkennen, moet je daarin een extra clausule of een uitzonderingspositie reserveren voor een godheid of spiritualiteit (cognitieve dissonantie, want het wringt met al het andere dat je geleerd hebt). Daar hoort volgens mij wel de erkenning bij dat je die figuren niet kunt zien, niet kunt aanraken en dat ze niet op je verjaardag komen.